Schilderachtige dromen &
maatschappij kritisch beeldend werk
Een gesprek met de veelzijdige kunstenares Petra Wiek
Tekst: Tamara Wiersma
In het atelier ontmoet ik de kunstenares Petra Wiek. Haar
geordende atelier staat vol met objecten, schilders benodigdheden en doeken,
netjes opgestapeld, in dozen, op planken, bereikbaar via een trap naar een
vide. De BaZtille, het ateliercomplex te Zoetermeer, is al jaren haar basis van
waaruit ze haar kunstwerken creëert. De ruimte maakt nieuwsgierig, inspireert
bijna om zelf aan de slag te gaan, ook al raak ik zelden een kwast aan. Ze
neemt mij mee een trap op naar boven, waar een verzameling spullen mij tegemoet
komt. ‘Ik verzamel objecten om hier later mee te kunnen werken, vertelt Wiek.
Soms kom ik iets tegen wat ik zo mooi vind, maar waarvan ik op dat moment nog
niet weet waar ik het voor zal gebruiken. Ik neem het mee en bewaar het totdat
het moment komt dat ik ineens weet waar het goed in past. Zo kan ik, als ik
bezig ben met een kunstwerk, ineens het totale werk voor mij zien en weet ik
wat er bij moet, welke onderdelen het samen tot een geheel maken wat ik voor
ogen heb‘. Ik kijk rond naar de hoeveelheid spullen, en naar de werken die er
voor mij liggen. Een voor een haalt Wiek de werken van de planken, voorzichtig
zet of legt ze ze neer op de grote tafel voor ons. ‘Deze werken zijn niet
allemaal om te exposeren, ik maak ze voor mezelf. Het uitgangspunt is nooit om
iets te maken wat ik kan exposeren, maar om te creëren, vervolgt ze. Het is een
bezigheid die zo verbonden is met mij zelf, dat ik onrustig word als ik langere
tijd niet met kunst bezig kan zijn’. Nu een groot aantal werken voor ons ligt,
wordt een patroon zichtbaar, een verbondenheid tussen al deze losse
kunstwerken. Vele popjes, niet de plastic versies van nu, maar de oude van stof
en stenen benen, armen en hoofdjes met prachtig beschilderde ogen, zijn
verwerkt in een object.
Bij het zien van de werken van Wiek
ben ik benieuwd naar de oorsprong van de werken, haar gedachten en haar reden
tot het creëren hiervan. Ik realiseer mij dat dit eigenlijk een ‘verboden’
vraag is. De kracht van kunst is juist dat de aanschouwer er zijn of haar eigen
gevoel en gedachten bij krijgt. De reden van de maker zou hierbij geen nodige
kennis moeten zijn. Het is als aan een schrijver vragen hoeveel van zijn of
haar verhaal autobiografisch is. Een vraag die de poëzie uit het werk haalt.
Toch stel ik hem. Wiek denkt even na en geeft vervolgens toe dat ze niet altijd
goed weet waarom ze precies maakt wat ze maakt. Pas als een werk af is stel ik
mijzelf die vraag soms ineens. ‘Maar in het algemeen geldt dat ik de laatste
jaren erg met de onschuld van kinderen bezig ben. Hun kwetsbaarheid, ook voor
misbruik zoals bijvoorbeeld in de kledingindustrie, grijpt mij aan. Er worden
naar mijn mening teveel kinderen op jonge leeftijd al van hun onschuld beroofd.
Veel van mijn werken gaan hierover. Ik besluit het hierbij te laten, haar werk
doet iets met je, en het is mooier als er geen sluitende verklaring wordt gegeven
en je je eigen interpretatie heel kunt laten. We dalen de trap weer af en lopen
vervolgens de grote open ruimte in van haar werkruimte.
‘Met mijn werken wil ik
graag een boodschap uitdragen, hoe klein ook. Soms zou ik willen dat ik het
groter kon aanpakken, maar dit is de manier waarop ik het nu kan ‘verwoorden’,
vertelt Wiek verder. Momenteel gaan veel van mijn objecten over de exploitatie
van kinderen. Hierbij gebruik ik vaak de poppen als symbool voor de kinderen,
maar niet altijd. Zo ben ik ook bezig met een project waarbij alleen de
gefabriceerde onderdelen te zien zijn. Ze wijst naar stapels papier werk,
kunstig samengebonden tot pakketten. Wiek legt uit dat het door haar zelfgemaakte
zakjes zijn die dienen als verpakkingen . Inspiratie hiervoor kreeg ze toen ze
eens een bundel van zakjes kocht. Gemaakt van schoolboekjes afkomstig uit
India. Haar vraag was wie heeft deze gemaakt en wat veel werk. Door zelf deze
zakjes te maken wilde ze ondervinden wat het was om dit werk te doen. Van oude tijdschriften heeft ze
honderden zakjes gefabriceerd en bijgehouden hoe lang ze hier per tijdschrift
mee bezig is geweest. De zakjes zijn met veel precisie in elkaar gezet en samen
vormen ze een geheel nieuw object. ‘Het is nog een work in progress, gaat Wiek
verder, ik denk nog na over de uiteindelijke presentatie’.
Mijn ogen dwalen af naar een hoek van haar atelier waar een schildersezel
staat met een groot kleurrijk schilderij erop, ze is bezig de laatste hand te
leggen aan het werk. De voorstelling is zo absurdistisch dat je ernaar blijft
kijken. Een in doeken geklede vrouw lijkt een ander persoon te voeden via een
tankslang, welke daardoor omgeven is door groeiende planten. Achter de schildersezel hangen nog twee grote
werken aan de muur, die inmiddels af zijn. Alle schilderijen vertellen een bijna
magisch verhaal die je verwonderend laat kijken naar wat er precies gaande is.
Wiek vertelt dat de schilderijen zijn gebaseerd op haar dromen. Sinds jaren
noteert ze elke ochtend bij het wakker worden wat ze gedroomd heeft die nacht. Inmiddels heeft ze een boek vol met haar
dromen. Verschillende dromen heeft ze inmiddels op het doek vastgelegd, allen getiteld
als ‘Dream’ met de evenredige nummering.
Het is duidelijk dat Wiek zich niet toelegt op één enkele kunstvorm.
Beeldend werk, schilderijen maar ook fotografie en video art behoren tot haar
werkgebied. Ik vraag haar of ze een voorkeur heeft en op welke werken ze het
meest trots is. ‘Ik vind alles natuurlijk fijn om te doen, het wisselt per periode
waar ik mij mee bezig houd. Ik begon met tekenen en schilderen, daarna
fotografeerde ik een periode veel. Installaties en beeldend werk heb ik altijd
gemaakt. Ik zie schilderen als mijn hoofdthema, maar de laatste jaren maak ik veelal
ruimtelijk werk. Dit werk vind ik ook vaak het best gelukt. Bij mijn
schilderwerken denk ik altijd dat het beter had gekund, losser, vloeiender. Ik
blijf altijd kritisch op mijn schilderijen, terwijl het ruimtelijk werk voor
mij echt ‘af ’kan zijn. Met het ruimtelijk werk lukt het mij voor mijn gevoel
ook beter mijn ideeën te uiten. Met dit werk lukt het mij beter om weer te geven
wat er naar mijn mening in de maatschappij gebeurt. En dat is toch eigenlijk de
reden dat ik kunst maak. Het is mijn manier om mijn gevoelens en mening uit te
dragen’. Na een laatste ronde langs haar werk, waarbij we nog een grote installatie
passeren getiteld ‘Time and tide wait for no man’, hoop ik oprecht dat deze
kunstenares ons de komende tijd nog veel meer gaat vertellen.
Petra Wiek studeerde in 1999 af aan
de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag. Sindsdien werkt zij
als zelfstandig kunstenares en exposeert zij regelmatig in binnen- en buitenland. Haar werk is binnenkort te bezichtigen
tijdens de tentoonstelling ‘Remain’ in Ateliers BaZtille te Zoetermeer
van 7 tot en met 22 september. Op 8
september 2013 16:30 zal de tentoonstelling worden geopend door Arno van Roosmalen,
directeur van STROOM te Den Haag.