Paradijs
De erezetels zuchten nog na, na
het opveren van figuren die zich,
door een opgepotte levensstijl gedreven,
los van elkaar hebben ontwikkeld.
Van dubbeltongen rollen duistere
berichten allerwegen. In marmeren harten
heerst angst voor de vreemde tongval, en
gelddorst wordt met kunsthaat gelest.
Dan blaast helse storm ijzige kou van de hoogste
duinen over de doodlopende straten van
hun paradijs. De stootstenen ommuring
kraakt – zuchtend zitten ze op hun ezelzetels.
Kortademig kruipen ze uit het puin, oog
in oog met de niet weggeweken wachters
van de verbeeldingskracht. Het laagland
straalt – duisternis is overmeesterd.
Vertellers weerklinken met weerklank.
© Aad Eerland